Verbondenheid versus verbinding

Een sterke verbondenheid leidt niet altijd tot een goede verbinding. Het is daarom, zoals we allemaal wel weten, heel goed mogelijk dat het niet lukt om goed in verbinding te zijn met iemand waarmee je een diepe bestaansverbondenheid deelt, zoals je vader, moeder, kind, partner, of ex-partner.

Om dat wat meer context te geven gaan we even terug naar het artikel over de zijnsidentiteit, een van de vier basisidentiteiten. Daarin heb ik beschreven hoe de ene verbondenheid duidelijk meer impact op het leven kan hebben dan de andere en daarmee ook op onze kwetsbaarheid. Niet gezien worden door iemand op straat die je niet kent voelt heel anders aan dan niet gezien worden door iemand die belangrijk voor je is. En je niet gezien voelen op een gebied dat voor jouw leven van belang is voelt weer kwetsbaarder dan op een gebied dat niet van belang is.

Als het niet lukt om verbinding te maken met iemand, dan is er iets mis met de onderlinge verbondenheid. Die is blijkbaar gekwetst. De weg ligt er wel, maar er zitten grote gaten en kuilen in. Het ontstaan daarvan hoeft op zich niks met de relatie te maken te hebben. Maar wat de reden ook is, door de gekwetste verbondenheid lukt het eenvoudigweg niet om op een open manier, zonder horten en stoten, verbinding te maken. Dat geeft een onveilig gevoel, waardoor focusaandacht actief wordt en de verbindende aandacht wordt weggedrukt. De brug wordt als het ware opgehaald. We ervaren spanning in de relatie.

Een gekwetste verbondenheid is een beperking. Mensen met een gekwetste verbondenheid kunnen op bepaalde gebieden niet, of maar beperkt contact maken en afstemmen. Vanwege deze beperking kan het contact met hen als ronduit kwetsend worden ervaren. Ouders die tegen kinderen schreeuwen, hen beperken, of afzijdig blijven. Ex-partners die elkaar het licht in de ogen niet meer gunnen. Als de kuilen in de weg te diep zijn, maak je liever geen gebruik van die weg. Het is altijd de gekwetstheid die zich doet gelden en het is altijd een vraag om aandacht, om gezien te worden. Iedereen wil verbinding, want iedereen wil stabiliteit, harmonie en vreugde. Maar niet iedereen is er toe in staat. Daardoor kunnen gekwetste mensen op hun beurt anderen weer kwetsen. Een gekwetste verbondenheid kan zo van generatie op generatie worden doorgegeven.