Over het wezenlijk menselijke
Als je wilt schrijven over wat wezenlijk menselijk is, dan is de grootste fout die je kunt maken op zoek te gaan naar datgene waarin we als mens bijzonder, of anders zijn. De overlap met al het andere leven is vele male groter dan onze bijzonderheid.
Als mens bestaan we naast al het andere dat bestaat en iedere mens verhoudt zich daarin met alles wat bestaat. Je kunt je niet, niet verhouden. Je maakt altijd onderdeel uit van het geheel die jouw wereld is. Je wereld is gekoppeld aan je kenvermogen, ofwel je mogelijkheden om waar te nemen. Hoe groter je waarneming, hoe groter je wereld. Ons ZIJN voorziet ons van een houding, een manier van doen en zijn. Dat geldt voor alle levende wezens. Onze houding is wat we inbrengen in datgene waarmee we ons verhouden. Het is de manier waarop we ons verhouden. Het is niet mogelijk voor mensen om géén houding te hebben ten opzichte van datgene waarmee zij zich verhouden. Het is wel mogelijk om ten opzichte van de verschillende dingen die bestaan, een verschillende houding te hebben. In deze reeks artikelen ga ik uitleggen hoe onze houding tot stand komt en hoe we onze houding kunnen veranderen. Dat is zowel een eenvoudig als een ingewikkeld verhaal.
Het eenvoudige verhaal is dat onze houding het gevolg van de manier waarop we onze aandacht gebruiken. Door onze aandacht anders in te zetten kunnen we onze houding veranderen en daarmee de manier waarop we ons verhouden. Punt.
Het ingewikkelde verhaal is wat langer en beslaat meerdere artikelen. Het start met de basale vaststelling dat een mens bestaat en leeft. Van daar uit ontstaan vragen die te maken hebben met de wezenlijke menselijke identiteit op het gebied van bestaan en leven.
We leven in een tijd waarin maatschappelijke veranderingen elkaar in een snel tempo opvolgen. Dat is niet altijd zo geweest. Er zijn ook tijden geweest waarin duizenden en zelfs tienduizenden jaren lang niets noemenswaardigs veranderde in mensenland. Er waren geen sociale vernieuwingen, geen nieuwe trends en men was niet bezig met de ontwikkeling van een nieuw type speer. Alles was zoals het was en over maatschappelijke ontwikkeling bestonden geen ideeën.
Ook de mensen die zo’n 1000 jaar geleden leefden, leefden niet in een wereld die in verandering was. Hoewel de verandering misschien al in de lucht hing, was de wereld van de ouders dezelfde wereld als die van hun kinderen en kleinkinderen. Die tijd is voorbij. Jonge ouders hebben geen idee in wat voor wereld hun kinderen op zullen groeien. laat staan hun kleinkinderen. Maatschappelijke veranderingen zijn vanzelfsprekend geworden. Er is veel aandacht voor hoe de wereld van morgen er uit zal gaan zien. We lezen over trends die er aan zitten te komen, vinden dat sociale vernieuwingen veel te langzaam gaan en kijken gespannen uit naar het moment waarop het nieuwste type speer op de markt zal verschijnen in de vorm van een nieuw medicijn, vleesvervanger, of uitvinding die het klimaat kan gaan redden. De vraag is niet of er in de samenleving iets gaat veranderen, de vraag is hooguit wat er gaat veranderen en in welk tempo dat gebeurt.
We zijn zozeer bezig met veranderen en ontwikkelen dat we onszelf het zicht op het hier en nu en op wat niet of nauwelijks verandert ontnemen. Met andere woorden: we zijn zozeer bezig met wat er niet is, dat we niet meer zien wat er wel is, terwijl dat juist de basis is van ons bestaan.
In deze reeks artikelen wil ik het gaan hebben over wat er wel is, over wat een mens wezenlijk kenmerkt. Ik wil het hebben over het ruwe menselijke materiaal; de basale, onveranderlijke menselijke identiteit. Wat is de mens eigenlijk voor een wezen? Hoe werkt een mens? Welke eigenschappen en mogelijkheden hebben we?
De mensheid staat voor stevige uitdagingen die voortkomen uit de wens om te veranderen en het noodzakelijk lijken te maken om te blijven veranderen. De vraag is of dit vermogen om te veranderen en ons aan te passen aan de omstandigheden de meest geschikte houding is om de problemen waar we in deze tijd voor staan op te lossen. Het klinkt zo logisch: Problemen zijn er om opgelost te worden en het oplossen van problemen leidt tot verandering. Ik denk echter dat we ook een andere weg in kunnen slaan, of die in ieder geval kunnen onderzoeken. Die weg start bij stil te staan bij wat we ZIJN in plaats van wat we willen worden. Deze houding brengt ons bij de basis van ons bestaan, namelijk het feit dat we bestaan en leven.
Pluriforme aandacht en het Aandachtmodel
We bestaan en we leven. Dat zijn twee verschillende dingen. Ze kunnen naast elkaar bestaan, maar kunnen ook samengaan. Niet alles wat bestaat leeft en als we stoppen met leven, stoppen we niet met bestaan. Ik ga er van uit dat het materiële aspect van bestaan, een andere oorzaak heeft dan het leven.
De wetenschap gaat er van uit dat er drie verschillende basale natuurkrachten nodig zijn om materie, en daarmee het universum waarin wij leven, te laten bestaan. Dat is een onveranderlijk principe. Dat was zo, dat is zo en dat zal altijd zo zijn. Deze drie krachten worden sterke kernkracht, elektromagnetische kracht en zwaartekracht genoemd.
Kracht creëert als het ware materie, maar daarmee hebben we nog geen leven. Daarvoor is iets anders nodig en wel aandacht. Ik denk dat aandacht leven creëert en in stand houdt, net zoals kracht materie creëert en in stand houdt. Dat kracht materie in stand houdt merken we als we materie uit elkaar willen halen, daarvoor is kracht nodig. Dat aandacht leven in stand houdt merken we als het leven bevraagd of bedreigd wordt. We gaan dan veel intensiever van aandacht gebruik maken.
In analogie met de drie vormen van kracht onderscheid ik drie vormen van aandacht die nodig zijn om het leven mogelijk te maken. Ik noem ze levensaandacht, focusaandacht en verbindende aandacht. Iedere vorm heeft op een eigen manier invloed op het leven. Levensaandacht maakt dat we bestaan als levende wezens en de andere twee zorgen voor uitwisseling met de wereld. Focusaandacht zorgt voor bescherming en verbindende aandacht voor verbinding.
Het is niet mogelijk om aandacht los van het leven te bestuderen, zoals het ook niet mogelijk is om kracht los van materie te bestuderen. Als gevolg daarvan moeten we accepteren dat we alleen kunnen onderzoeken wat aandacht DOET, en niet wat aandacht IS. We kunnen dus een beeld krijgen van de verschillen tussen deze vormen van aandacht door de gevolgen van aan- en afwezigheid te bestuderen. Die gevolgen laten zich zien in het leven en het lichaam.
Dat er meerdere vormen van aandacht zijn, daar ben ik achter gekomen door een opdracht die ik tijdens cursussen geef. Ik vraag mensen of ze op twee manieren naar iets willen kijken, namelijk vanuit een gespannen en vanuit een ontspannen houding. Het doel van de oefening is om te ervaren hoe spanning je manier van kijken beïnvloed. Het blijkt dat spanning leidt tot een gefocuste manier van kijken waarbij de aandacht hoog in het lichaam zit, terwijl een ontspannen houding leidt tot een vrije, open manier van kijken, waarbij de aandacht werkt vanuit het centrum. Spanning focust je blik en maakt dat je toeschouwer wordt. Ontspanning laat je blik verspringen en maakt dat je verbinding voelt. Dat het hier gaat om twee vormen van aandacht en niet om één vorm van aandacht die we op verschillende manieren kunnen gebruiken blijkt uit de bijna mechanische manier waarop we deze vormen van aandacht aan en uit kunnen zetten en van elkaar kunnen onderscheiden. Zo meteen en in de loop van de artikelen zal ik daarover meer duidelijkheid geven.
Dat er nog een derde vorm van aandacht moest zijn werd me duidelijk tijdens een cursus die ik heb gegeven aan mensen uit een bijzondere doelgroep. Alle deelnemers in deze cursus hadden in hun leven te maken met kanker en zij bleken thema’s te hebben die ik niet kon verklaren vanuit de twee soorten aandacht die ik inmiddels heb benoemd. Mijn theorie en dus ook mijn oefeningen schoten daardoor tekort. Die waren vooral geënt op het maatschappelijk leven dat we leiden en ik realiseerde me dat veel van de thema’s waar zij mee worstelden, zoals acceptatie, pijn en vermoeidheid, een diepere, meer basale laag aanboorden, namelijk die van het bestaan en het leven zelf. Door een derde vorm van aandacht, de levensaandacht, te introduceren in het model viel alles op zijn plaats en konden we gaan kijken welke oefeningen passend waren voor hun situatie.
Aandacht is wat mij betreft dus pluriform. Dat klinkt misschien wat abstract, maar ik denk dat de meeste mensen wel aanvoelen dat je een andere aandacht gebruikt als je geniet van een uitzicht, als je je haast naar een volgende afspraak, of voor het accepteren van het feit dat je een levensbedreigende ziekte hebt.
Aandacht staat daarmee dus centraal in het mensbeeld dat ik ga beschrijven. Het model dat ik gebruik om dit mensbeeld te verbeelden noem ik daarom het Aandachtmodel.
Binnen het Aandachtmodel stel ik de drie soorten aandacht voor als drie gekleurde bolletjes (zie afbeelding).
Elke vorm van aandacht heeft een eigen ‘werkveld’ en ‘takenpakket’ dat zich uit in bepaalde eigenschappen en mogelijkheden die we inzetten om ons leven te leven. Echter, omdat de verschillende vormen van aandacht samenwerken, valt die taakverdeling nauwelijks op. Dat maakt analyse en duiding lastig. Je kunt het vergelijken met ons spierweefsel. Ook daar hebben we drie verschillende vormen van die tegelijkertijd hun werk doen. En ook daar merken we het niet als de ene even inhoudt om de ander wat meer ruimte te geven. Als je gaat hardlopen zal het gladde spierweefsel in je darmen bijvoorbeeld even op non-actief gaan, zodat het dwarsgestreepte spierweefsel in je benen meer bloed kan krijgen. Dat bloed wordt rondgepompt door de derde soort spierweefsel die je lichaam rijk is, je hartspier.
Onze aandacht werkt net zo. In principe maak je in je leven gebruik van alle drie de vormen van aandacht en afhankelijk van wat je doet gebruik je een bepaalde vorm meer of minder en net zoals je één soort spier hebt die niet mag stoppen, je hartspier, hebben we ook één vorm van aandacht die niet mag stoppen. Dat is de levensaandacht, want die maakt dat we leven en is de basis van ons bestaan.
De levensaandacht werkt in het hele lichaam en het wezen van de mens, maar heeft als thuisbasis het bekken. Daarom kun je, als je met je aandacht naar je bekken gaat, gemakkelijk ‘bij jezelf’ zijn. Dat kan natuurlijk alleen als focusaandacht en verbindende aandacht zich even rustig houden. Dat gebeurd vanzelf als je met je aandacht naar het centrum van je bekken gaat. Gaat dat niet vanzelf dan kun je jezelf helpen door te gronden en met je aandacht naar je lichaam en je ademhaling te gaan. Je bent dan ontspannen, in jezelf gekeerd, zonder dwingende gedachten. De meest extreme vorm van leven vanuit levensaandacht is slapen. Je verbindende aandacht en je focusaandacht staan dan uit. Slaap je onrustig of slecht, dan lukt het blijkbaar niet om ze helemaal uit te zetten. Word je wakker, dan starten focusaandacht en verbindende aandacht weer op. Daarom ben je nog wat wiebel als je opstaat en heb je even tijd nodig om te bedenken wat je ook alweer gaat doen die dag. Wakker worden duurt bij de een wat langer dan bij de ander.
Ben je hard aan het werk, bang, boos, of voel je je verantwoordelijk voor iets of iemand, dan heeft je focusaandacht de leiding en bepaalt voor het grootste deel je houding. Activiteiten die gedaan worden vanuit focusaandacht gaan altijd gepaard met inspanning en spanning in het lichaam, waarbij de spanning naar buiten en/of naar binnen gericht kan zijn. Naar binnen gerichte spanning voelt als jezelf inhouden. Focusaandacht zit vrij hoog in het lichaam; van je hart, via je keel, tot en met je voorhoofd. Het is overigens niet zo dat spanning in het lichaam per definitie gepaard gaat met focusaandacht. Hoewel we het niet van nature doen, is het wel mogelijk om spanning in het lichaam te combineren met verbindende aandacht. Yoga is een vorm waarin dat gebeurt.
Tot slot: Voel je je verbonden, dan heeft de verbindende aandacht de hoofdrol. Is dat het geval, dan is je lichaam ontspannen en is je aandacht op een open manier naar buiten gericht. Dat gebeurt vanuit drie verbindingscentra: je staartbeen (stuit), je centrum (buik) en net boven je kruin, buiten je fysieke lichaam dus. Ieder centrum neemt een ander gedeelte, een andere dimensie van het ‘in verbinding zijn’ voor haar rekening. De sociale verbindingen werken via je centrum, een goede verbinding met de aarde loopt via je stuit en via je kruin maak je verbinding met, zoals ik het uitdruk, het Grote Geheel, of het Kosmische Bewustzijn. Alle drie vertegenwoordigen zij een ander aspect van het leven. De verbindende aandacht die je via je centrum met je omgeving ervaart noem ik ook wel brede aandacht.
In het Aandachtmodel ga ik er dus van uit dat een mix van de drie vormen van aandacht verantwoordelijk is voor de eigenschappen die wij als mens bezitten en dat we door bestudering van de fysieke aspecten van die eigenschappen kunnen achterhalen welke eigenschap door welke (mix van) aandacht wordt aangestuurd.
Enkele voorbeelden. Spanning in het lichaam verwijst naar focusaandacht, ontspannen in verbinding zijn verwijst naar verbindende aandacht en ontspannen aanwezig zijn zonder gevoel van verbonden zijn verwijst naar levensaandacht. Op die manier kunnen we onderzoeken en in kaart brengen wat de relatie is tussen aandacht en onze menselijke identiteit. Met identiteit bedoel ik het totaal van menselijke eigenschappen en mogelijkheden die het leven ondersteunt en mogelijk maakt. Ik bedoel dus niet de stroom van gedachten en gedragingen die het leven van mensen kenmerkt.
De uitdaging is nu om, ondanks de stroom van gedachten en gedragingen die het leven kenmerkt, de achterliggende structuur binnen de menselijke eigenschappen te gaan herkennen, in kaart te brengen en te vertalen naar een inzichtelijk model dat recht doet aan wat we ervaren als ‘leven’. Met dit model in de hand kunnen we vervolgens opnieuw naar de mens en naar het leven kijken. We kunnen antwoorden krijgen op vragen die we hebben en we kunnen richting geven aan gewenste ontwikkelingen. (Ik geef toe, de lat ligt hoog.)
Stap 1 op weg naar een nieuw model is de aanname dat er drie vormen van aandacht zijn die ons door het leven loodsen. De volgende stap is een tweede aanname, namelijk dat de identiteit van een mens pluriform is. Die aanname doe ik op basis van mijn waarnemingen, overdenkingen en geraadpleegde literatuur.
Pluriforme identiteit
Het zal je misschien niet verbazen dat vanuit een pluriforme aandacht een pluriforme identiteit ontstaat. Pluriform betekent dat iets bestaat uit meerdere vormen. Het idee van een pluriforme, samengestelde, mens, of menselijke identiteit, is niet nieuw. Er bestaan meerdere varianten van. Zo is de verdeling van de mens in lichaam, geest en eventueel ziel, dat al bestaat sinds de Oudheid, ook een pluriform mensbeeld.
Vanuit Azië kennen we verschillende modellen waarin de mens meerdere ‘lichamen’ heeft, zoals het fysieke -, mentale - en energetische lichaam, dat de ene keer wordt aangevuld met een emotioneel lichaam, de andere keer met een spiritueel lichaam, soms met beide, of nog andere lichamen.
Er bestaan dus meerdere modellen en ieder model is zo goed als de inzichten en handvatten die het geeft. Geen enkel model is de werkelijkheid, maar is er slechts een verwijzing naar. Voor mijn model ben ik het meest schatplichtig aan Rudolf Steiner. Hij onderscheidt in zijn beschrijving van de mens het fysieke lichaam, ether-, of levenslichaam, astraallichaam en het IK, ofwel IK-organisatie.
De stap van pluriforme aandacht naar pluriforme identiteit loopt in het Aandachtmodel via het clusteren van aandacht gerelateerde eigenschappen. Zoals eerder aangegeven is iedere vorm van aandacht verantwoordelijk voor een aantal basale eigenschappen die we bezitten.
Ik onderscheid in mijn model vier basisidentiteiten, namelijk: de zijnsidentiteit, de beschermingsidentiteit, de verbindingsidentiteit en de verbeeldingsidentiteit. Iedere identiteit bestaat uit een cluster van eigenschappen en mogelijkheden die met elkaar gemeen hebben dat ze mogelijk gemaakt worden door één van de drie vormen van aandacht.
In de afbeelding is met pijlen aangegeven welke vorm van aandacht bij welke identiteit hoort. In het geval van focusaandacht zijn dat twee identiteiten. Focusaandacht is zowel ‘verantwoordelijk’ voor de beschermingsidentiteit als voor de verbeeldingsidentiteit. Het belangrijkste verschil tussen die twee identiteiten is de fysieke dimensie. De eigenschappen die horen bij de beschermingsidentiteit vragen inzet van het lichaam, terwijl die van de verbeeldingsidentiteit dat niet vragen. Ze spelen zich af in onze verbeelding. Deze vierde identiteit is naar mijn idee uniek menselijk en verantwoordelijk voor de maatschappelijke veranderingen waar ik dit artikel mee begon.
Omdat binnen het geheel van onze identiteit deze vier basisidentiteiten leidend zijn, zal ik ze het meest uitgebreid gaan beschrijven. Hoe meer inzicht we hebben in onze basisidentiteiten, hoe beter zicht we hebben op het wezenlijk en onveranderlijk menselijke.
Het volgende artikel zal gaan over de zijnsidentiteit. Daarbij komen onder andere aan de orde: het menselijk lichaam, kwetsbaarheid, zijnsverbondenheid en acceptatie.
Hans de Win
Links naar de verschillende artikelen in deze serie Aandacht voor een nieuw mensbeeld: