Een intuïtieve stap richting velden en processen

Wie mijn artikelen leest, vindt daarin zelden een verwijzing naar bronnen. Dat komt omdat het leeuwendeel van wat ik schrijf gebaseerd is op (inter)persoonlijke ervaringen en intuïtieve inzichten. Nadat ik mij realiseerde dat ik me met het Aandachtmodel wil richten op de basis van het menselijke bestaan (zie vorige nieuwsbrief), werd ik nieuwsgierig naar wat filosofen en wetenschappers daarover zeggen. Ik heb daarom afgelopen maanden een bezoek gebracht aan het land, of moet je zeggen 'de doolhof', van de filosofie en de wetenschap om er achter te komen hoe anderen de relatie tussen mens en werkelijkheid benaderen en ook om te achterhalen wat we nu eigenlijk zeker weten over de basis van ons bestaan en het leven. Dat leverde voor mij een interessante zoektocht en dito nieuwe inzichten op. Met dank aan de metafysica en de kwantumtheorie.

Als je, zoals ik, een relatief onbekende bent in de wereld van filosofie en wetenschap, is het wel even schrikken als je start met een oriëntatie naar de basis van ons bestaan. Namen van belangrijke en minder belangrijke filosofen, wetenschappers, richtingen, scholen, deelgebieden en specialismen buitelen over elkaar heen. Voor je het weet is alle duidelijkheid die je dacht te hebben verdwenen, opgelost in onbegrijpelijke stukken tekst. Ik heb daarom al snel de historische lijn losgelaten en ben intuïtief gaan speuren naar woorden en beelden die mijn interesse wekten en gelukkig vond ik vrij snel filosofen en wetenschappers die me inspireerden. En hoewel ik ook hun teksten vaak meerdere keren moest lezen voordat ik begreep wat ze bedoelden, is mijn beeld van de werkelijkheid rijker geworden.

Ik start mijn korte verslag bij de filosofen Henri Bergson en David Hume. Zij bieden een mooie kentheoretische basis die goed aansluit bij het Aandachtmodel. Hume (1711-1776) maakt een helder onderscheid tussen indrukken en ideeën, ofwel tussen ervaring gerelateerde kennis en verbeelding gerelateerde kennis. Hij ziet de mens als een gevoelswezen die moet leren om met dat gevoel om te gaan, mede door gebruik te maken van verbeelding. Bergson (1859-1941) sluit hier wat mij betreft bij aan als hij de menselijke intuïtie verkiest boven de analyse en het intellect als het gaat over het kennen van de werkelijkheid. Volgens Bergson is de werkelijkheid niet een vast gegeven, maar iets dat altijd ‘in wording’ is. Vandaar dat het niet mogelijk is om door analyse grip te krijgen op de werkelijkheid, want voordat je iets kunt analyseren zul je de beweging ervan moeten stoppen en het stoppen van de werkelijkheid is niet mogelijk, aldus Bergson. Analyse vindt daarom nooit plaats op de werkelijkheid zelf, maar op een geconstrueerde versie daarvan. Ik vind het beeld van een zich constant vernieuwende, voortschrijdende werkelijkheid een prachtig beeld dat perfect aansluit bij de open basishouding die ik centraal stel in mijn werk. Vanuit deze open basishouding kunnen we de werkelijkheid ervaren.

De metafysica van Bergson sluit goed aan bij de derde denker en wetenschapper die mij heeft geïnspireerd: Rupert Sheldrake. Sheldrake is bioloog en natuurwetenschapper en in zijn boeken en artikelen legt hij uit dat het wetenschappelijk gezien niet logisch is om ons idee over de werkelijkheid te beperken tot een mechanistisch en materialistisch wereldbeeld, zoals veel van zijn collega-wetenschappers doen. Vanuit een materialistisch wereldbeeld zijn veel alledaagse zaken namelijk niet te verklaren. Als voorbeelden noemt Sheldrake de regeneratie (herstellen na schade) van organismen en het maken van een web door spinnen, zonder dit geleerd te hebben van andere spinnen. Er moet, volgens Sheldrake, naast het DNA iets zijn wat verantwoordelijk is voor het doorgeven van vorm en gedrag bij opeenvolgende generaties. In zijn boek ‘Een nieuwe levenswetenschap’ (1981) beschrijft hij deze theorie van vormende oorzakelijkheid, waarin morfische velden en morfische resonantie centraal staan om vorm en gedrag te verklaren van zowel levende wezens, als van niet levende entiteiten, zoals atomen en kristallen. Ik vind het heerlijk hoe Sheldrake de werkelijkheid met een frisse, eerlijke blik benadert, zich kan verwonderen over duiven die hun hok terugvinden en honden die weten dat hun baasje er aan komt. Sheldrake pleit voor meer onderzoek naar deze en andere zaken die we nog niet begrijpen, en stimuleert ook niet-wetenschappers om bij te dragen aan dat onderzoek. Alles in de theorie van Sheldrake wijst op het bestaan van verbinding en verbondenheid als onderdeel van de werkelijkheid, naast materie en energie. De theorie van Sheldrake zal daarom zeker een plek krijgen in het Aandachtmodel.

De theorie van Sheldrake sluit vervolgens weer mooi aan bij de boeken van Fritjof Capra, opnieuw een natuurkundige. In zijn boek ‘De tao van Fysica’ (1982) legt hij verbanden tussen inzichten uit de kwantumfysica, verkregen door wetenschappelijk onderzoek, en inzichten uit het hindoeïsme, boeddhisme en taoïsme, verkregen via intuïtie en mystieke ervaringen. Hij brengt daarmee wetenschappelijk onderzoek en intuïtie weer bij elkaar in een gedeeld beeld van hoe de werkelijkheid mogelijkerwijs in elkaar zit.

Door te lezen en intuïtief te combineren is bij mij een beeld van de werkelijkheid ontstaan welke altijd in wording is en is opgebouwd uit een grote diversiteit aan soorten van velden, veldjes, processen en procesjes die ons omringen en doordringen in ruimte en tijd. Het is een werkelijkheid die in haar wezen is opgebouwd uit een onderlinge verbondenheid en waarschijnlijkheid (niets is zeker en zelfs dat niet) die uiteindelijk niet-materieel en niet energetisch is. Als ik lees over de kleinste eenheden waaruit materie is opgebouwd, dan blijken dat uiteindelijk geen deeltjes te zijn in materiële zin maar velden en processen. En hoewel de werkelijkheid zich wel degelijk voor een belangrijk deel in materiële zin aan mij manifesteert, lijken de begrippen materie en objectiviteit een steeds minder centrale rol te vervullen.

De nieuwe inzichten die ik heb gekregen uit filosofie en wetenschap ga ik meenemen en verder uitwerken in het model. Heel in het kort komt het er op neer dat ik uitga van een pluriforme werkelijkheid die aan de ene kant bestaat uit niet-materiële velden, processen en waarschijnlijkheden en aan de andere kant uit materialiteit en verbeelding. Deze pluriformiteit blijkt prachtig te passen bij de pluriformiteit van de aandacht zoals die is beschreven in het Aandachtmodel. Omdat onze aandacht pluriform is, hoef ik niet te kiezen voor een eenduidige werkelijkheid. Ik mag kiezen voor een pluriforme werkelijkheid die zowel materieel als niet-materieel van karakter is. In het Aandachtmodel vormen de drie vormen van aandacht de spil in de interactie tussen mens en werkelijkheid. Zij hebben een brugfunctie tussen de mens en de verschillende manieren waarop wij de werkelijkheid ervaren. De mens is op één en hetzelfde moment in wording, in verbinding en materieel aanwezig. De verschillende vormen van aandacht richten zich dus op verschillende typen velden en  processen. Deze processen vinden zowel in de mens als in de wereld plaats en beïnvloeden (de waarschijnlijkheid van) het leven.

Ik ben dankbaar voor de nieuwe inzichten waarmee ik het model verder in kan kleuren en kan verbeteren. Literatuuronderzoek en onderzoek in de praktijk gaan prachtig samen, waardoor het Aandachtmodel en de Toepaste Aikido oefeningen zeer breed inzetbaar zijn, zowel voor ontwikkeling op maatschappelijk gebied, in organisaties, als voor persoonlijke ontwikkeling. Alles is ten slotte met elkaar verbonden. 

 

Met aandacht,
Hans de Win